
Ik onthoud sowieso al mijn dromen, ik droom ook eigenlijk elke nacht. Ik had het er laatst met een aantal mensen over en beschreef een aantal van mijn recente dromen, maar ik kwam tot de ontdekking dat die van mij allemaal heel vreemd gevonden werden en dat zij of hun dromen niet onthielden, of hele andere dingen droomden, die er in de verste verte niet op leken en meer iets weg hadden van een situatie die overdag ook zou kunnen plaatsvinden.
Ik heb als voorbeeld twee dromen opgeschreven. Ik onthou alles tot in de kleinste details (die ik hier weg heb gelaten, anders wordt het zo'n gigantisch verhaal), en het is allemaal zo zwaar realistisch (vooral die dromen tijdens de slaapverlamming, dat is echt een verschil met "gewone dromen". Ik hoor dingen, ik voel dingen, ik zie dingen echt. Allemaal omdat je in feite wakker bent).
Het was midden in de nacht. Het was helder, een bijna volle maan. Ik fietste naast mijn moeder op de verharde weg en we reden zachtjes naar beneden van de heuvel af, langs mijn manege, naar beneden langs de golfbaan die nog in de maak was. Aan onze rechterhand was een parkeerplaats, donker en zonder verlichting. We reden langzaam de parkeerplaats af en stopten, legden onze fietsen in het vochtige gras en liepen het donker in, de parkeerplaats op.
- wat ik nu nog weet, is allemaal wat waziger in mijn herinnering, want het ging heel snel en het beeld was heel warrig en donker - We pakten onze messen, ik had een lang en scherp mes ik zag het licht van de maan er op schijnen, en mijn moeder had een wat vierkanter hakmes, zo een als je bij de slager ook wel ziet. We hakten in op ons slachtoffer - ik weet niet wie of wat, een mens, een boom, wat was het? Het bloed was donkerrood, ik veegde mijn mes af aan mijn grijze vest. We liepen terug naar onze fietsen en ik stopte de messen in een soort zak, een gazen zak zoals de mazen van een net, en hing dat aan de rechtertrapper van mijn fiets. We stapten op en fietsten weg van de parkeerplaats, sloegen af naar links de polder in. Bij elke trap hoorde ik het geluid van de messen tegen mijn fiets aan - een macaber kling, kling, kling.
We kwamen langs een woonboot en stopten. Hier woonde mijn oom, we gingen even naar binnen naar de wc, maar daar zag ik mijn vader en mijn broertje. Ze vroegen wat we hier deden midden in de nacht, maar toen we ze vertelden dat we naar de wc gingen was het in orde en gingen ze weer slapen; ze waren aan het logeren bij mijn oom.
Mijn moeder en ik stapten weer op de fiets en reden naar huis. Daar pakte ik de messen uit en schropte ze grondig af met heet water, ik waste mijn handen en spoelde het bloed weg. Ik trok mijn vest uit en maakte een vuur in de tuin, waarop ik mijn vest gooide, zodat alle sporen daadwerkelijk waren uitgewist.
Het was een vrij mooie dag, zonder al te duidelijke bewolking. Ik reed op mijn bruine paard, in galop over de heuvels. Ik zag wat hindernissen staan van het crossparcours en sprong ze zonder enige moeite. De waterbak naderde en mijn paard galoppeerde er gestaag op af. We reden de waterbak door, en plots schrok hij zo dat hij steigerde en zijn lijf naar links draaide. Hij gleed uit en viel over de rand - al die tijd reden we op een toren, een oude toren, met grote stenen bogen waaromheen plantenranken groeiden. We vielen en vielen en vielen.
Het was donker, maar het werd licht. Ik lag op de grond en iemand boog zich over me heen - ik werd gedragen door vier paar handen. De nagels boorden zich in mijn rug en ik kon me niet bewegen, ik lag doodstil te wachten terwijl ik wiegde zoals de zee de boten doet bewegen.
Ik werd de toren in gedragen en daar stond een koor voor me - een groot koor van mensen in zwarte kleren. Ze zongen het Lacrymosa uit het Requiem van Mozart.
De grote dirigent draaide zich om en keek me aan. Zijn gezicht was donker en hij had lichtende ogen. Ik werd naar voren geduwt en moest zingen, zingen tot ik er bij neerviel. Het koor zong mee, naast mij stonden nog drie anderen op onze verhoging. We zongen tot onze kelen bloedden, ik moest ervan kokhalzen, en toen werden we weggebracht, naar een kamer.
Het was er donker en er lag niks op de grond, behalve een groot rond kleed van zwarte stof, zonder enige opdruk. Ik keek naar buiten door het kleine raampje in de toren dat omgeven was door plantenranken. Mijn drie medegevangenen en ik schraapten de stenen om het raampje heen weg tot onze nagels stompjes waren en bloedden en klommen naar buiten.
We klommen naar beneden via de plantenranken, renden weg van de toren het bos in. Achter ons hoorden we geschreeuw, voetstappen, geblaf.
We renden en renden maar door, takken sloegen in mijn gezicht, ik was blind ik zag niks meer, maar ik werd voortgedreven door de angst en de wil om te ontsnappen, ik hoorde de voetstappen achter me en het gehijg van honden. Met een klap sloeg ik tegen de grond toen ik de kaken om mijn been voelde sluiten, ik greep om me heen, zocht houvast aan de takken en pakte een boomwortel. Ik hoorde mijn been kraken, ik voelde het warme bloed over mijn been stromen, ik voelde het scheuren van mijn spieren en toen glipte de wortel uit mijn handen. Ik schuurde over de grond, werd meegetrokken naar achter, de pijn in mijn been was niet te beschrijven. Toen mijn hoofd tegen iets hards aan sloeg werd alles zwart voor mijn ogen.
Ik onthoud dus alles tot in de kleinste details, ik zie het ook echt helemaal voor me; sterker nog, ik ben er echt zelf bij. Zoals ik al zij is dit tijdens die momenten van slaapverlamming vele malen heftiger maar anders droom ik ook.
Zijn er meer mensen die dit herkennen?