Moderators: NadjaNadja, Essie73, Muiz, Maureen95, Firelight
Citaat:Dag 6
595 woorden
Ik probeerde hen voorzichtig te bestuderen. Een van hen was een jongen, hij had ravenzwart haar dat wat langer was en een bleke huid. Zijn ogen waren donkerbruin, hij had een afgeronde neus en lichtroze lippen. Het meisje dat naast hem zat was wat breder gebouwd, zij had blonde krullen die om haar heen dansten als ze bewoog. Haar felblauwe ogen ontmoetten de mijne toen ik haar aankeek. Beschaamd draaide ik mijn hoofd weg en sloeg mijn ogen neer.
"Wat is je naam?" zei een stem rechts van me, ik keek op en het was het meisje met de blonde krullen.
"Ik heet Avilina, maar iedereen noemt me Lina."
"Aangenaam Lina..." zei ze terwijl ze een hand uitstak, "...ik ben Sarah."
Ik nam haar hand aan en schonk haar een glimlach. "Aangenaam" zei ik terug.
"Dit is trouwens Diego." zei Sarah terwijl ze naar de jongen met het zwarte haar wees. De jongen zocht even mijn ogen op en gaf mij een kort knikje, hij deed precies hetzelfde naar Brooke. Mijn blik ontmoette die van Brooke even en we hadden weer eens geen woorden nodig, we deelden weer eens dezelfde mening. De rest van de rit ging erg snel voorbij. Er werd veel gelachen en zelfs de hobbelige onverharde wegen waren minder erg dan in de eerste rit. Ook Diego kwam meer los en begon grapjes te maken, waardoor wij met zijn allen helemaal dubbel konden liggen van het lachen. Daardoor schrokken we allemaal op toen de auto stopte. We vlogen allemaal naar de achterkant van de laadbak, waar Sarah over de klep heen klom en op de grond sprong, om daarna de klep voor ons te openen. Dit zorgde ervoor dat wij als eerst buiten stonden.
Ik keek om me heen en zag een aantal straten met huizen, wij stonden in de bocht, of eerder een soort ronding die de weg maakte, die aansloot op alle straten. Wij waren een soort middelpunt. Mensen stonden op de stoep naar ons te kijken maar kwamen niet dichterbij.
"Waarom staan ze daar zo te kijken?" mompelde ik meer tegen mezelf dan tegen iemand anders.
"Geen idee..." hoorde ik zachtjes naast me, Diego was naast me komen staan. Hij had zijn handen in zijn zakken gestopt. Geroezemoes klonk achter ons en ik draaide me langzaam om. De rest van de groep was ook uit de laadbakken gekropen en stonden nu allemaal voor een gebouw.
"Wow" was het enige dat uit mijn mond kwam. Nu draaide ook Diego zich om. Hij bleef stil, net als ik. Het gebouw waar we voor stonden was uitgerust met allerlei verdedigingsmateriaal, een grote gracht lag om het gebouw heen, daaroverheen liep een brug die omhoog kon en nu omlaag werd getakeld. De brug viel met een luide klap op de daarvoor bestemde houten balken, die al behoorlijk wat te verduren hadden gekregen aan de slijtage te zien. De groep zette zich in beweging en ik trok Brooke in een beweging mee toen ook ik begon te lopen, in de richting van de brug. Toen ik voelde dat Brooke meeliep en de voetstappen van de anderen achter me hoorde liet ik haar los. We liepen achter de groep aan, de brug over. Eenmaal binnen liepen we tegen een muur van mensen aan, iedereen was in de hal blijven staan waardoor wij nog net niet in de deuropening stonden. Kreten van verbazing gingen door de groep en ik probeerde over de mensen heen te kijken, om te zien waar het vandaan kwam. Ik kon echter niets ontdekken door de dikke mensenmassa die voor ons stond.
Citaat:‘’Mama!! Mama!! Er zit een monster!’’ Ik kruip nog iets verder onder de dekens tot mama er is.
‘’Wat is er lieve schat?’’ vraagt mijn moeder.
‘’Daar! Onder mijn bed en op de muur zit een monster.’’
Mama kijkt onder mijn bed en zoekt de hele kamer rond.
‘’Ik kan niets vinden. Ik zal je nachtlampje aanlaten dan durven de monsters niet meer te komen spoken.’’
Mama geeft me nog een nachtkusje en gaat weer weg. Ik kijk over het randje van mijn dekbed om te zien of ze echt weg zijn. Mama heeft gelijk ze zijn weg, ik kan gaan slapen.
Citaat:11. In Silence
Dikke druppels vielen met grote getalen neer op de zachte, doorweekte bosgrond. Het regende al de hele dag waardoor de grond een grote modderpoel geworden was. Zijn leren laarzen zogen zich diep weg in de modder terwijl het water steeds verder door zijn schoenen heen sijpelde. Straaltjes water liepen over zijn gezicht naar beneden, zijn haren dropen en zijn kleren waren doorweekt. Het was donker en hij en zijn mede soldaten stonden trouw op wacht, zoals hun opgedragen was. Als standbeelden stonden zij op hen post. In zijn linkerhand hield hij een boog, aan zijn zij hing een zwaard en twee dolken en over zijn schouder hing zijn pijlenkoker gevuld met dodelijke pijlen. Balor’s ogen speurde het donkere bos continu af. Nergens een licht te zien? Geen bewegingen te zien? In het kamp hadden ze elk licht gedoofd. Iedereen zat in doodse stilte op zijn post. De duisternis maakte hem zenuwachtig. Het feit dat hij niks kon zien was zenuwslopend. Continu probeerde hij enig teken van vijanden te ontdekken, maar in al de uren dat hij hier stond had hij nog niemand gezien. Er hing een gespannen sfeer, elk moment konden ze aangevallen worden.
De tijd verstreek. Balor had geen idee hoe laat het was maar het moest al ergens middernacht zijn. Nog steeds geen teken van de vijand. Het was zo donker dat Balor zijn mede soldaten niet kon zien. De kou en nattigheid trok door zijn hele lichaam. Zijn ledematen waren verkleumd van de kou en zijn vingers bewogen moeizaam. Hij streed tegen de slaap, al de hele avond en nacht had hij hier gestaan en hij stond er nogsteeds. Zenuwen teisterden hem, het maakte hem doodmoe.
De nacht verstreek. Bij het eerste licht was er nog geen enkele vijand gesignaleerd. Balor keek opzij naar een van de andere wachters. Fronsend keek hij naar de man. Hij lag op de grond. Zou hij in slaap zijn gevallen? Twijfelend liep hij op zijn collega af. Plots bleef hij stilstaan, zijn adem stokte in zijn keel. De grond om de man heen was bloedrood gekleurd. Balor slikte, plots kreeg hij een naar gevoel. Niet ver bij hem vandaan hoorden hij een kreet. Hij keek om. De soldaat die had geschreeuwd stond over een andere soldaat heen gebogen. Balor werd misselijk en zijn borst vulde zich met woede. Hij keek het kamp rond. Overal langs de randen lagen dode mannen. De vijand was er al geweest.
eclair98 schreef:Oke, ik moet het even een aantal keer overlezen, het is best ingewikkeld