Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
Citaat:Equine infectieuze anemie (EIA) is een virale infectieziekte die bloedarmoede veroorzaakt en gepaard gaat met terugkerende koortsperioden. De ziekte komt voor bij paarden, muilezels en ezels en wordt door bloedzuigende insecten verspreid. Bij drachtige dieren kan ook de foetus geïnfecteerd raken. Het equine infectieuze anemie-virus (EIAV) is een lentivirus, behorende tot dezelfde familie als het zwoegerziekte virus bij schapen en het HIV virus bij de mens. Wanneer een paard eenmaal is geïnfecteerd met EIAV, blijft het bloed levenslang infectieus.
Er bestaat geen vaccin of adequate behandeling voor de ziekte. Het is vaak moeilijk om EIA van andere met koorts gepaard gaande ziekten te onderscheiden.
Nederland is officieel vrij van dit virus. In 2006 zijn er incidentele meldingen van EIA geweest uit Frankrijk, Duitsland, Ierland en de UK. In 2007 waren er incidentele meldingen in Frankrijk en Roemenië.
Verschillende stadia van de infectie
Acuut
Wanneer paarden (en paardachtige dieren) met EIAV worden geïnfecteerd, kunnen zij duidelijke, acute symptomen van ziekte ontwikkelen en aan de gevolgen ervan binnen 2 tot 3 weken overlijden. In het acute stadium van de ziekte is de diagnose moeilijk vast te stellen, omdat de symptomen snel verschijnen, en vaak slechts een verhoogde lichaamstemperatuur wordt gesignaleerd. In deze fase van de ziekte bevat het bloed zeer hoge virus concentraties en is het risico van transmissie relatief hoog.
Chronisch
Als een paard niet overlijdt tijdens de acute fase van de ziekte, kan de ziekte chronisch worden met ondermeer de volgende klinische verschijnselen: perioden met koorts, snel gewichtsverlies en oedeem van borst en benen
Paarden kunnen de infectie ook zonder duidelijke klinische verschijnselen doormaken. Zij zijn echter wel drager van het virus en vormen een potentiële besmettingsbron.
Verspreiding
Verspreiding door bloedzuigende insecten van EIAV is afhankelijk van het aantal en de gewoonten van de aanwezige insecten (paardevlieg (daas), mug), de dichtheid van de paardbevolking, het aantal keren dat een insect hetzelfde en andere paarden steekt en de hoeveelheid virus en bloed die worden overgebracht.
Besmetting kan ook transplacentair plaatsvinden (verticale transmissie) of wanneer een geïnfecteerde hengst een merrie dekt.
Mensen kunnen een belangrijke rol spelen in de verspreiding van EIAV door het gebruik van gecontamineerde spuiten en naalden.
Controle van verspreiding
Het controleren van de verspreiding van EIAV impliceert het minimaliseren of het elimineren van verspreiding via geïnfecteerde paarden. Dit gebeurt door positief geteste paarden van negatief geteste af te zonderen. Tot alle paarden zijn getest, moet men ervan uitgaan dat elk paard een potentieel reservoir van EIAV is en voorzorgsmaatregelen treffen.
Eigenaars van paarden
Enkele voorzorgsmaatregelen die de eigenaar kan nemen om het risico van een aanwezige besmetting te verminderen:
• Gebruik wegwerpspuiten en –naalden. Volg de regel: voor elk paard een aparte naald.
• Reinig en steriliseer alle instrumenten na elk gebruik.
• Houd stallen en directe faciliteiten schoon en hygiënisch. Verwijder mest en afval onmiddellijk
• Bestrijd insecten m.b.v. insecticiden of andere insect-bestrijdingsmaatregelen.
• Houd besmette en gezonde dieren gescheiden. Fok niet met EIAV-positieve paarden.
• Zet alle nieuwe paarden, muilezels en ezels apart tot zij voor EIA zijn getest.
Diagnostiek
Over het algemeen is virus isolatie niet noodzakelijk om de diagnose te kunnen stellen. Bovendien is het vervaardigen van benodigde kweek van paardenleukocyten lastig.
Het aantonen van EIAV-specifieke antistoffen d.m.v. serologisch onderzoek is een betrouwbare methode om de diagnose EIA vast te stellen. Doordat het virus persisteert, wordt de aanmaak van antistoffen voortdurend gestimuleerd. Alleen bij recente infecties, wanneer nog geen of onvoldoende antistoffen zijn gevormd, of in uitzonderlijke gevallen bij zeer hoge virustiters, kan het serologisch onderzoek een vals-negatieve uitslag geven. In het geval antistoffen worden aangetoond bij een veulen, dient men te overwegen serologisch onderzoek te laten uitvoeren bij het moederdier. Bij een veulen kunnen maternale antistoffen gedurende 6 maanden of langer worden aangetoond.
Serologisch onderzoek kan worden uitgevoerd d.m.v. een ELISA (“enzyme linked immunosorbent assay) of d.m.v. een agar gel immunodiffusie test (AGIDT of Coggins test). De eerst genoemde test is over het algemeen in staat iets eerder na een infectie en lagere antistof concentraties te detecteren. Daarentegen produceert een ELISA in sommige gevallen vals-positieve reacties (hoge gevoeligheid, maar minder specifiek). Hoewel de AGIDT minder goed in staat is lage antistof titers te meten komen vals-negatieve uitslagen weinig voor. Bovendien kunnen met de AGIDT specifieke reacties onderscheiden worden van a-specifieke reacties (gevoelig en specifiek).
Lovely schreef:haan schreef:Waarom uit het buitenland ophalen als ze hier in rijen voor het slachthuis staan ?
Exact. En voordat ze naar het slachthuis gaan, hebben ze al een tijdje op marktplaats gebivakeerd.
haan schreef:Een goede reden om geen 'zielige' paarden meer uit het buitenland te halen. Zo komen de rare ziektes dus steeds dichterbij