1. INTRODUCTIE
Deze gedragscode is tot stand gekomen tussen de Koninklijke
Nederlandse Vereniging voor de Luchtvaart (KNVVL- afdeling
ballonvaren) en de Professionele Ballonvaarders Nederland
(PBN) als vertegenwoordigers van de ballonvaarders en LTO
Nederland en haar regionale afdelingen vanuit de landbouw.
De gedragscode is op 3 maart 2005 door alle drie de organisaties
ondertekend en zal ingaan per 3 maart 2005.
In deze gedragscode wordt verstaan onder ‘ballonvaarder’:
ballonpiloten en hun bemanningen, of balloneigenaren. Onder
‘landbouwer’ wordt verstaan: eigenaren en gebruikers
van agrarische percelen.
Ballonvaarders worden geacht een exemplaar van deze gedragscode
bij zich te hebben en desgevraagd aan de landbouwer
te overhandigen. De organisatoren van ballonevenementen
zullen de deelnemers kennis laten nemen van deze
gedragscode en erop toezien dat deze wordt nageleefd.
2. BALLONVAARDERS
2.1. Vaartrouteplanning
Bij de planning van de vaart houdt de ballonvaarder rekening
met de mogelijke aanwezigheid van zogenoemde “gevoelige
gebieden” in het verwachte vaartraject, en tracht deze zo veel
mogelijk te vermijden bij het uitzoeken van een landingsgebied
cq. zal deze overvaren op een hoogte van tenminste
150 meter (buiten de bebouwde kom) dan wel 300 meter
(binnen de bebouwde kom) dan wel een andere hoogte voorzover
aangegeven in het overzicht van gevoelige gebieden.
Daartoe maakt hij/zij gebruik van de “moederkaart” waarop
de gevoelige gebieden, die door de drie organisaties samen
in kaart zijn gebracht, staan ingetekend (een “gevoelig gebied”
kan een locatie zijn waar een verhoogd risico bestaat
voor de omgeving indien een ballon landt of laag overvaart,
of een locatie waar voor de ballonvaarder zelf een verhoogd
risico bestaat indien hij of zij er zou landen).
2.2. Opstijgen
Bij het opstijgen houdt de ballonvaarder rekening met aanwezige
dieren in de weiden en de stallen in de nabijheid van
het opstijgterrein.
2.3. In de lucht
De ballonvaarder vaart niet lager dan de toegestane minimum
vaarhoogte van 150 meter (500 voet), behalve bij het
opstijgen en het inzetten van de landing. Het lager varen dan
150 meter kan soms noodzakelijk zijn teneinde problemen
van ernstige aard bij de landing te voorkomen. In dat geval
zal de ballonvaarder trachten te vermijden, vee of stallen
dichter dan 150 meter te naderen. Overigens probeert de
ballonvaarder het stijgen en dalen zo kort mogelijk te houden.
De ballonvaarder gebruikt een stille brander, ook wel koeienbrander
genoemd, om schrikeffecten bij vee te voorkomen.
Als tijdens de vaart wordt waargenomen dat vee om welke
reden dan ook uitbreekt, dan probeert de ballonvaarder direct
de landeigenaar te (laten) waarschuwen. Mocht dit niet
lukken, dan wordt eventueel de politie geïnformeerd. Onregelmatigheden
worden tevens in het vluchtverslag vastgelegd.
2.4. Landen
Een ballon mag overal landen, omdat hij door de luchtvaartwet
is ontheven van de verplichting om te landen op een
vliegveld.
De ballonvaarder zoekt voor de landing een perceel uit dat
op het eerste gezicht vanuit de lucht de minste beperkingen
geeft. Hij probeert zo dicht mogelijk bij een verharde of
openbare weg te landen. Percelen met akker- en tuinbouwgewassen
en lang gras worden gemeden. Indien een keuze
gemaakt moet worden tussen een landing in gewas of bij
vee, dan verdient een landing in gewas de voorkeur omdat
de schade eenvoudig is vast te stellen, dieren geen onnodig
leed wordt berokkend en omdat er geen vervolgschade kan
ontstaan.
De ballonvaarder verzekert zich ervan dat er geen vee, gebouwen
en andere obstakels in het landingsveld zijn.
2.5. Berging ballon
Na de landing wordt de landbouwer geïnformeerd en wordt
met hem/haar overlegd over de beste wijze om de ballon
te bergen. Zonder toestemming van de landbouwer is het
berijden van het landingsterrein met een voertuig niet toegestaan.
Landbouwer en ballonvaarder verplichten zich tot
nader en redelijk overleg hierover met in acht name van de
wettelijke regels hieromtrent.
Uitsluitend het feitelijke ballonvolg- of bergingsvoertuig berijdt
na verleende toestemming het landingsterrein.
De volgers zorgen er voor, dat meegekomen gasten het
landingsveld niet betreden, tenzij met toestemming van de
landbouwer.
De helpers proberen tevens overige personen te weren van
het landingsveld.
2.6. Landingskaart en/of vaartregistratieformulier
De landingskaart en/of vaartregistratieformulier dient voor
het vastleggen van de datum van de vaart en van de namen
en adressen van de ballonvaarder en de landbouwer, zodat
deze elkaar indien nodig achteraf kunnen terugvinden.
- Na de vaart overhandigt de ballonvaarder (geen kaart met
afscheurgedeelte dus) de kaart met zijn adres en de datum
van de vaart aan de landbouwer. Naam en adres van de landbouwer
wordt opgenomen op het vaartregistratieformulier.
Bij afwezigheid van de landbouwer moet de kaart worden
achtergelaten in de brievenbus, bij een buur of bij de toegang
tot het terrein.
LTO Nederland - KNVVL Afdeling ballonvaren - Professionele Ballonvaarders Nederland
G E D R A G S C O D E B A L L O N V A A R T
3. Landbouwer
Voor een goede afwikkeling van de ballonvaart en het functioneren
van deze gedragscode is het belangrijk dat landbouwer
en ballonvaarder elkaar na de landing spreken en als
‘goede buren’ en in alle redelijkheid met elkaar overleggen.
De bepaling in de luchtvaartwet dat een ballon overal buiten
de bebouwde kom mag landen (behalve op de openbare
weg), heeft tot gevolg dat de ballonvaarder volgens
het burgerlijk wetboek ook het recht heeft om zijn ballon te
bergen en dat de landbouwer hem toestemming moet geven
om daartoe het landingsterrein te betreden.
Om de ballon op te halen moet de ballonvaarder wel eerst
overleggen met de landbouwer, en toestemming vragen om
met een voertuig het terrein op te rijden.
4. Afhandeling van schade
Elke ballonvaarder in Nederland heeft een WA-verzekering,
waardoor eventuele schade aan derden is gedekt. Als er beperkte
schade ontstaat bij de vaart en/of de landing dan zal
de ballonvaarder eerst zelf proberen de schade met de gedupeerde
te regelen. Mocht dit niet lukken, dan wordt de
verzekeraar ingeschakeld.
Bij schade aan gewassen wordt uitgegaan van de tarievenlijst
die wordt gehanteerd door LTO Nederland en de Gasunie.
Is de schade niet direct vast te stellen of is daarover verschil
van mening, dan wordt te allen tijde de schade gemeld bij de
verzekering, die vervolgens een expert kan inschakelen.
Indien de landbouwer meent schade te hebben ondervonden
als gevolg van een ballonvaart en er is geen contact geweest
met de ballonvaarder, dan zal de landbouwer zo spoedig mogelijk
contact opnemen met zijn regionale LTO-contactpersoon.
De verenigingen zullen vervolgens in samenwerking de
ballonvaarder trachten te vinden en deze in contact brengen
met de landbouwer. Om de ballon c.q. ballonvaarder te kunnen
vinden is het van belang dat zo veel mogelijk kenmerken
van de ballon worden gemeld.
5. Als dank …
Het is in Nederland gebruikelijk dat ballonvaarders na de landing
een geschenk aanbieden aan de landbouwer, als dank
voor een landing en een gastvrije ontvangst. Een bergingsvergoeding
is niet verplicht en heeft geen wettelijke basis;
maar als de landbouwer een cadeau in enige vorm niet op
prijs stelt en in plaats daarvan een andersoortige tegemoetkoming
voorstaat, dan adviseren de PBN, KNVVL afdeling
Ballonvaren en LTO Nederland om de volgende uitgangspunten
te hanteren:
De ballonvaarder betaalt, indien niet anders mogelijk, een
geldbedrag vrijwillig en als teken van goede wil als geen andere
tegemoetkoming door de landbouwer wordt geaccepteerd.
Rekening houdend met het feit dat ballons qua volume c.q.
aantal vervoerde passagiers plegen te verschillen, zijn de
ballonverenigingen en LTO Nederland de volgende richtbedragen
overeengekomen:
Een basisbedrag van € 25,- voor een ballon van 6 personen
(5 passagiers plus de piloot).
Voor iedere passagier minder dan 6 personen wordt € 2,50
per passagier minder gerekend, en voor iedere passagier
meer dan 6 personen € 2,50 meer.
De landbouwer tekent voor ontvangst van de geldelijke betaling
een kwitantie ( in tweevoud) die beide partijen kunnen
gebruiken voor hun administratie.
Indien een betaling door de landbouwer wordt verlangd en
wordt betaald volgens het bovenstaande tarief, verleent de
landbouwer vervolgens volledige medewerking aan de berging
van de ballon.
6. Contactpersonen
Bij problemen kan een beroep worden gedaan op de regiocoördinatoren
van PBN, KNVVL afdeling Ballonvaren en LTO
Nederland. U vindt deze op de internetpagina’s van de drie
organisaties en onderstaand:
www.lto.nlwww.knvvlballonvaren.nlwww.pbn-info.nl7. Centraal Meldpunt
Bovenstaande overeenkomst en richtlijnen zijn bedoeld om
in alle redelijkheid in voorkomende situaties te komen tot afspraken
en gedragslijnen voor ballonvaarders en landeigenaren.
Uitgaande van respect voor elkaars maatschappelijke en
wettelijke positie zijn LTO Nederland, PBN en KNVVL Afdeling
Ballonvaren van mening dat landbouwer en ballonvaarder
heel goed in staat zijn om zelfstandig landing, ophalen van
ballon onderling te regelen. Indien men blijkbaar hiertoe niet
goed in staat blijkt te zijn, voorziet deze overeenkomst in te
volgen richtlijnen en adviezen.
Mocht het zo zijn dat partijen onverhoopt niet in staat zijn
of slecht in staat zijn om hiermee in redelijkheid om te gaan
dan bestaat voor zowel ballonvaarder als landeigenaar de
mogelijkheid om een klacht te deponeren bij het Centraal
Meldpunt.
Dit Meldpunt bestaat uit vertegenwoordigers van LTO Nederland,
PBN en KNVVL Afdeling Ballonvaren. Het Meldpunt
zal de klacht onderzoeken en hierover een richtinggevende
uitspraak doen naar betrokken partijen.
Daarnaast zullen enerzijds LTO Nederland naar landeigenaren
en anderszijds PBN en KNVVL Afd. Ballonvaren naar
ballonvaarders in situaties waarbij resp. landeigenaren of
ballonvaarders onredelijk gedrag hebben vertoond contact
opnemen met betrokkenen om dit onredelijke gedrag te corrigeren.
8. Evaluatie
LTO Nederland, PBN en KNVVL Afd. Ballonvaren verplichten
zich tot evaluatie per 1-1 en 1-7 van elk jaar. De eerstkomende
drie jaar zal de hoogte van een eventuele tegemoetkoming
niet ter discussie worden gesteld en worden gehandhaafd
op het niveau van 2005.
Papendrecht, 3 maart 2005.
LTO Nederland, J. Heykoop KNVVL Afdeling ballonvaren, H. van Hoesel PBN, ballonva ren, Hoes el PB N, J.G.M. Weerdenburg