Moderators: balance, C_arola, Sica, Neonlight
Chrystal-gek schreef:
1. Als je tijdens een les op school zit te dagdromen, dan denk je aan:
c. Van alles.
Ik dagdroom heel veel
2.Als iemand tegen je zegt: ‘Mijn pony is een beetje kort’ dan:
b. Kijk ik naar het haar op haar voorhoofd.
3. Stel, je gaat voor een maand in je eentje naar een onbewoond eiland.
Je mag drie dingen meenemen…
Wat kies je?
a. Een tent, genoeg eten en een mobiele telefoon.
4. Er ligt een krant halfopgevouwen en je ziet een deel van de kop van een bericht dat luidt: Arabieren ontsnapt aan…
Wat is dan jouw eerste gedachte?
a. Zeker weer problemen in het Midden Oosten.
5. Mijn beste vriend(in) is
d. Gewoon een leuke, lieve meid/jongen.... lig eraan welke vriendinnen je wil hebben... Tanya is bijvoorbeeld paardengek...
6. Als je iemand hoort zeggen: ‘dat beslag ziet er slecht uit’, dan denk jij onmiddellijk:
Geen van alle !
7. Met tekenen krijgen jullie de opdracht om ‘een kind’ uit te beelden.
Dus jij maakt:
b. Een tekening van een baby.
8. Iemand zegt: ‘Die Belg is enorm zwaar’ en jij zegt:
b. Die heeft dan zeker veel bier gedronken en patat gegeten.
9. Stel, je wint 10.000 euro… nu:
b. Koop ik een eigen pony en van de rest van het geld die ik andere leuke dingen.
10. Op de manege hoor je iemand boos zeggen: ‘Dat tuig moesten ze oppakken.’
Dan denk jij:
c. Ja, die voetbalvandalen zijn vreselijk stom.
11. Je mag drie wensen doen… wat wens je?
a. Dat er geen oorlog en honger meer is en dat het altijd mooi weer is.
(wil niet beroemd worden)
12. Als je een kind hoort zeggen ‘Ik heb in een carroussel gezeten’ dan denk jij:
a. Ben benieuwd op welke manege dat was.
Ik heb het niej zo op de kermis
Chrystal-gek schreef:Ff een kwisje uit de Penny
Eens zien wat er bij jullie uitkomt...
1. Als je tijdens een les op school zit te dagdromen, dan denk je aan:
a. Die leuke jongen/meid die je pas hebt ontmoet.
2.Als iemand tegen je zegt: ‘Mijn pony is een beetje kort’ dan:
a. Kijk ik eens kritisch naar de bouw van mijn pony.
3. Stel, je gaat voor een maand in je eentje naar een onbewoond eiland.
Je mag drie dingen meenemen…
Wat kies je?
a. Een tent, genoeg eten en een mobiele telefoon.
4. Er ligt een krant halfopgevouwen en je ziet een deel van de kop van een bericht dat luidt: Arabieren ontsnapt aan…
Wat is dan jouw eerste gedachte?
b. Oei, ik hoop maar dat het goed afgelopen is met die paarden.
5. Mijn beste vriend(in) is
b. Ook paardengek.
6. Als je iemand hoort zeggen: ‘dat beslag ziet er slecht uit’, dan denk jij onmiddellijk:
b. Hij moet nodig naar de smid.
7. Met tekenen krijgen jullie de opdracht om ‘een kind’ uit te beelden.
Dus jij maakt:
c. Een tekening van een veulen.
8. Iemand zegt: ‘Die Belg is enorm zwaar’ en jij zegt:
a. Tja, Belgische paarden zijn nu eenmaal geen kleintjes.
9. Stel, je wint 10.000 euro… nu:
b. Koop ik een eigen pony en van de rest van het geld die ik andere leuke dingen.
10. Op de manege hoor je iemand boos zeggen: ‘Dat tuig moesten ze oppakken.’
Dan denk jij:
a. O, vast weer beginners die hun zadels op de grond hebben gelegd.
11. Je mag drie wensen doen… wat wens je?
c. Een eigen pony, een ontmoeting met mijn favoriete popster en een doos vol chocolade.
12. Als je een kind hoort zeggen ‘Ik heb in een carroussel gezeten’ dan denk jij:
a. Ben benieuwd op welke manege dat was.
Citaat:
1. Als je tijdens een les op school zit te dagdromen, dan denk je aan:
*c. Van alles.
2.Als iemand tegen je zegt: ‘Mijn pony is een beetje kort’ dan:
*a. Kijk ik eens kritisch naar de bouw van mijn pony.
3. Stel, je gaat voor een maand in je eentje naar een onbewoond eiland.
Je mag drie dingen meenemen…
Wat kies je?
*a. Een tent, genoeg eten en een mobiele telefoon.
4. Er ligt een krant halfopgevouwen en je ziet een deel van de kop van een bericht dat luidt: Arabieren ontsnapt aan…
Wat is dan jouw eerste gedachte?
*a. Zeker weer problemen in het Midden Oosten.
5. Mijn beste vriend(in) is
*d. Gewoon een leuke, lieve meid/jongen.
6. Als je iemand hoort zeggen: ‘dat beslag ziet er slecht uit’, dan denk jij onmiddellijk:
*b. Hij moet nodig naar de smid.
7. Met tekenen krijgen jullie de opdracht om ‘een kind’ uit te beelden.
Dus jij maakt:
.*b. Een tekening van een baby.
8. Iemand zegt: ‘Die Belg is enorm zwaar’ en jij zegt:
*a. Tja, Belgische paarden zijn nu eenmaal geen kleintjes.
9. Stel, je wint 10.000 euro… nu:
*a. Koop ik een eigen pony. De rest van het geld schenk ik aan een goed doel voor paarden.
10. Op de manege hoor je iemand boos zeggen: ‘Dat tuig moesten ze oppakken.’
Dan denk jij:
*c. Ja, die voetbalvandalen zijn vreselijk stom.
11. Je mag drie wensen doen… wat wens je?
*a. Dat er geen oorlog en honger meer is, en dat het altijd mooi weer is.
(Dat beroemd zijn hoeft voor mij niet !)
12. Als je een kind hoort zeggen ‘Ik heb in een carroussel gezeten’ dan denk jij:
*b. Die is zeker naar de kermis geweest.
Citaat:
Heb je minder dan 10 punten?
Dan ben je helemaal niet zo heel erg paardengek.
Je vindt paarden en pony’s erg leuk en rijdt graag (anders zou je de Penny toch ook niet lezen??) maar meer dan een hobby is het niet.
Je doet naast het rijden veel andere dingen en ook je vrienden zijn niet allemaal gek op paarden.
Waarschijnlijk hangt er wel ergens een poster van een paard in je kamer – maar tussen al die andere posters valt dat nauwelijks op.
Of je altijd zult blijven rijden?
Waarschijnlijk niet.
Later in je leven komen er vast wel andere dingen die je minstens even leuk vindt.
Chrystal-gek schreef:Ff een kwisje uit de Penny
Eens zien wat er bij jullie uitkomt...
Hoe heftig is jouw paardenvirus?
1. Als je tijdens een les op school zit te dagdromen, dan denk je aan:
a. Die leuke jongen/meid die je pas hebt ontmoet.
d. Pony’s en paarden.
2.Als iemand tegen je zegt: ‘Mijn pony is een beetje kort’ dan:
a. Kijk ik eens kritisch naar de bouw van mijn pony.
3. Stel, je gaat voor een maand in je eentje naar een onbewoond eiland.
Je mag drie dingen meenemen…
Wat kies je?
c. Drie pony’s.
4. Er ligt een krant halfopgevouwen en je ziet een deel van de kop van een bericht dat luidt: Arabieren ontsnapt aan…
Wat is dan jouw eerste gedachte?
b. Oei, ik hoop maar dat het goed afgelopen is met die paarden.
5. Mijn beste vriend(in) is
d. Gewoon een leuke, lieve meid/jongen.
6. Als je iemand hoort zeggen: ‘dat beslag ziet er slecht uit’, dan denk jij onmiddellijk:
b. Hij moet nodig naar de smid.
7. Met tekenen krijgen jullie de opdracht om ‘een kind’ uit te beelden.
Dus jij maakt:
a. Een tekening van een klein meisje met een pony.
8. Iemand zegt: ‘Die Belg is enorm zwaar’ en jij zegt:
a. Tja, Belgische paarden zijn nu eenmaal geen kleintjes.
9. Stel, je wint 10.000 euro… nu:
b. Koop ik een eigen pony en van de rest van het geld die ik andere leuke dingen.
10. Op de manege hoor je iemand boos zeggen: ‘Dat tuig moesten ze oppakken.’
Dan denk jij:
a. O, vast weer beginners die hun zadels op de grond hebben gelegd.
11. Je mag drie wensen doen… wat wens je?
a. Dat er geen oorlog en honger meer is, dat ik beroemd word en dat het altijd mooi weer is.
12. Als je een kind hoort zeggen ‘Ik heb in een carroussel gezeten’ dan denk jij:
a. Ben benieuwd op welke manege dat was.
Chrystal-gek schreef:Ff een kwisje uit de Penny
Eens zien wat er bij jullie uitkomt...
Hoe heftig is jouw paardenvirus?
Je hebt paardengekken en meiden (jongens) die van pony’s houden.
Sommige kunnen er geen genoeg van krijgen en voor anderen is het gewoon een hobby.
Hoe is dat met jou?
Ben je een superpaardengek of kun je ook nog wel aan andere dingen denken?
Doe de quiz en je weet het!
Kruis het antwoord aan dat bij je past en kijk na afloop hoeveel punten je verdient.
1. Als je tijdens een les op school zit te dagdromen, dan denk je aan:
c. Van alles.
2.Als iemand tegen je zegt: ‘Mijn pony is een beetje kort’ dan:
b. Kijk ik naar het haar op haar voorhoofd.
3. Stel, je gaat voor een maand in je eentje naar een onbewoond eiland.
Je mag drie dingen meenemen…
Wat kies je?
c. Drie pony’s.
4. Er ligt een krant halfopgevouwen en je ziet een deel van de kop van een bericht dat luidt: Arabieren ontsnapt aan…
Wat is dan jouw eerste gedachte?
.
b. Oei, ik hoop maar dat het goed afgelopen is met die paarden.
5. Mijn beste vriend(in) is
a. Mijn pony.
6. Als je iemand hoort zeggen: ‘dat beslag ziet er slecht uit’, dan denk jij onmiddellijk:
b. Hij moet nodig naar de smid.
7. Met tekenen krijgen jullie de opdracht om ‘een kind’ uit te beelden.
Dus jij maakt:
a. Een tekening van een klein meisje met een pony.
c. Een tekening van een veulen.
8. Iemand zegt: ‘Die Belg is enorm zwaar’ en jij zegt:
a. Tja, Belgische paarden zijn nu eenmaal geen kleintjes.
9. Stel, je wint 10.000 euro… nu:
a. Koop ik een eigen pony. De rest van het geld schenk ik aan een goed doel voor paarden.
10. Op de manege hoor je iemand boos zeggen: ‘Dat tuig moesten ze oppakken.’
Dan denk jij:
b. Zijn er weer vervelende jongeren geweest die de pony’s hebben gepest?
11. Je mag drie wensen doen… wat wens je?
a. Dat er geen oorlog en honger meer is, dat ik beroemd word en dat het altijd mooi weer is.
12. Als je een kind hoort zeggen ‘Ik heb in een carroussel gezeten’ dan denk jij:
b. Die is zeker naar de kermis geweest.